Paragraaf 1. Provinciale heffingen

De provincie heeft verschillende inkomstenbronnen. Eén van die bronnen is de provinciale heffingen. In afnemende volgorde van omvang bestaan die heffingen uit:

  1. Opcenten op de motorrijtuigenbelasting
  2. Grondwaterbelasting
  3. Leges

1 – Opcenten motorrijtuigenbelasting

Terug naar navigatie - 1 – Opcenten motorrijtuigenbelasting

De motorrijtuigenbelasting wordt geheven over het bezit van een motorvoertuig. De Belastingdienst verzorgt de heffing en inning van de motorrijtuigenbelasting, waarop de provinciale opcenten meeliften. Bovenop de motorrijtuigenbelasting betalen houders van personenauto’s en motoren “provinciale opcenten”. De provincies stellen het opcenten tarief vast, en zijn daarbij gehouden aan het door het Rijk bepaald wettelijk maximum. Het huidige wettelijk maximum bedraagt per 1 januari 2023 125,8 (Provinciewet artikel 222, 2de lid).

Ontwikkeling brandstofgebruik voertuigen
In het Belastingplan 2020 zijn de maatregelen van het kabinet om de CO2-uitstoot te verminderen door elektrisch vervoer te stimuleren verlengd tot en met 2024. Dit houdt in dat voor plug-in hybride auto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km de motorrijtuigenbelasting (en opcenten) tot en met 2024 de helft van het reguliere tarief bedraagt. Voor voertuigen met alleen een elektromotor of met waterstofverbranding is men geen motorijtuigenbelasting verschuldigd. Onderstaand overzicht geeft de ontwikkeling aan in het soort brandstof van de voertuigen (incl. motoren) vanaf 2020 t/m 2023. Het onderstaande overzicht toont aan dat het aantal energiezuinige voertuigen in onze provincie langzamerhand toeneemt. Relatief gezien is het aandeel energiezuinige voertuigen klein, echter de groei is relatief groot. Het aantal voertuigen op benzine neemt ook nog steeds toe, terwijl het aantal voertuigen op diesel een structurele afname laat zien. De gemiddelde groei van het totaal aantal voertuigen ligt de afgelopen jaren op ongeveer 1,5%. De eerder verwachte daling is (nog) niet zichtbaar in de cijfers.

Aantal voertuigen (incl. motoren) 1-1-2020 1-1-2021 1-1-2022 1-1-2023
Benzine 291.878 298.252 307.226 313.428
Diesel 78.896 74.213 71.379 66.989
Gas 2.343 2.303 2.323 2.357
Electro 2.308 3.893 5.920 8.305
Aardgas 641 634 618 595
Schoongas 4.199 4.007 3.850 3.797
Overige (+ waterstof) 70 78 83 90
Totaal 380.335 383.380 391.399 395.561

Ontwikkeling gewichtsklassen voertuigen

Terug naar navigatie - Ontwikkeling gewichtsklassen voertuigen

Onderstaand overzicht geeft aan hoe de voertuigen verdeeld zijn over de verschillende gewichtsklassen. De verdeling blijft nagenoeg gelijk ten opzichte van 2022.

Gewichtsklasse 1-1-2020 1-1-2021 1-1-2022 1-1-2023
0 t/m 1.050 kg 37% 37% 36% 36%
1.051 t/m 2.050 kg 59% 60% 60% 60%
2.051 t/m 3.050 kg 3% 3% 3% 3%
3.051 t/m 3.551 kg 0% 0% 0% 0%
Totaal 100% 100% 100% 100%

In 2023 is de tijdelijke stopzetting van de indexatie beëindigd.   De inflatiecorrectie voor 2024 gebaseerd op de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Er is voor 2024 een indexering toegepast van 3,0% per jaar. Voor de jaren daarna is sprake van een voorlopige raming.

Gemiddelde niveau
In onderstaande grafiek staat het niveau van de provinciale opcenten van onze provincie. In de grafiek staan ook de gemiddelde niveaus van de opcenten van alle provincies en het wettelijk toegestane niveau. De provincie Fryslân zal in 2024 naar alle waarschijnlijkheid ook boven het landelijk gemiddelde zitten.

Opbrengsten 2024-2027
De raming van de verwachte opbrengsten opcenten motorrijtuigenbelasting is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
•    Realisatie opbrengst opcenten 2022 en het wagenpark per 1-1-2023.
•    Afslag omvang wagenpark van 1% in verband met ontwikkeling van de omvang en samenstelling van het wagenpark.
•    Indexering gebaseerd op de ontwikkeling van het bbp.

Vanaf 2025 wordt de vrijstelling voor de MRB voor elektrische auto's afgebouwd. Vanaf 2026 is er geen vrijstelling meer. Of de provincie voor de gederfde inkomsten in 2025 wordt gecompenseerd, is nog niet duidelijk. Ook is het de vraag of de politiek vasthoudt aan het voornemen om elektrische voertuigen vanaf 2026 te belasten. Gezien de onzekerheden rondom dit onderwerp is er in het financieel kader geen rekening gehouden met eventuele extra opbrengsten door de afbouw van de geldende vrijstellingen.

(bedragen x € 1 miljoen) 2023 2024 2025 2026 2027
Opbrengst 72,4 74,6 76,7 78,8 80,8

Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2030 de huidige motorrijtuigenbelasting (mrb) te hervormen. Vanaf 2030 betalen autobezitters niet meer voor autobezit, maar voor
Autogebruik (‘Betalen naar Gebruik’).

Daarnaast wordt, zoals eveneens opgenomen in het Coalitieakkoord Rijk, in de komende jaren een nieuwe financieringssystematiek voor decentrale overheden in de periode na 2025 uitgewerkt, om een stabielere financiering voor de medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten. Daarbij wordt de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied betrokken. Dit laatste punt kent een samenloop met Betalen naar Gebruik.

In het licht van voorgaande heeft het IPO met een brief aan de Minister van BZK laten weten te verwachten te worden uitgenodigd voor het bestuurlijk overleg over de financiële verhoudingen tussen het Rijk en decentrale overheden.  Wij hebben Uw Staten over dit onderwerp reeds eerder middels een brief geïnformeerd (‘Contourennota Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties’, d.d. 7 maart 2023, nr. 02092723).

Onbenutte belastingcapaciteit 2024
Het verschil tussen het maximaal mogelijke tarief en het feitelijk door de provincie gehanteerde tarief voor de opcenten, bepaalt de zogenoemde vrije ruimte. Dit is de onbenutte (belasting)capaciteit die de provincie heeft tot verhoging van haar inkomsten. De onbenutte belastingcapaciteit bedraagt in 2024, uitgaande van het wettelijk maximum van 2023, 36,2 punten (125,8 – 89,6 punten). Eén punt verhoging komt in 2024 overeen met circa € 834.000. De onbenutte belastingcapaciteit in 2024 bedraagt daarmee ongeveer € 30,2 mln.
Deze capaciteit wordt betrokken bij de berekening van de beschikbare weerstandscapaciteit. Zie paragraaf 2 Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

2 – Grondwaterbelasting

Terug naar navigatie - 2 – Grondwaterbelasting

Op het onttrekken van grondwater wordt door de provincie een heffing geheven. Dit is een wettelijke bevoegdheid. De wet en de daarop gebaseerde Algemene Maatregel van Bestuur geven nauwkeurig aan waar de provincie de opbrengst van de heffing aan mag besteden. Het betreft met name het monitoren van de kwaliteit en kwantiteit van het Friese grondwater en het faciliteren van onderzoek naar de schadelijke gevolgen van grondwateronttrekking.

De provinciale waterverordening bepaalt de omvang van de heffing. Deze heffing bedraagt sinds 1 januari 2017 1,32 eurocent per m³ gewonnen grondwater voor heffingsplichtige ‘onttrekkers’. De baten uit de grondwaterbelasting worden geraamd op circa € 725.000.

Onderwerp 2023 2024 2025 2026 2027
Bedragen x € 1.000,-
Opbrengst grondwaterbelasting 725 725 725 725 725

3 – Leges

Terug naar navigatie - 3 – Leges

3.1       Algemeen
Provinciale Staten hebben vastgesteld dat bepaalde beleidsnota’s iedere vier jaar (opnieuw) ter vaststelling worden aangeboden. Dit heeft zijn beslag gekregen in de nota “Actualisatie Legesverordening” die in 2018 is voorgelegd aan Provinciale Staten. In deze nota is het beleid voor 2019 – 2023 voor de provinciale leges vastgesteld. 

Voor 2023 was een nieuwe actualisatie van de legesverordening voorzien. Gezien de ingrijpende wijzigingen die de invoering van de Omgevingswet met zich meebrengt voor de legesverordening en de tarieventabel, is besloten de actualisatie van de legesverordening samen te laten vallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze is meerdere keren langdurig uitgesteld, maar zal nu definitief op 1 januari 2024 in werking treden. In 2023 zal de Nota Actualisatie Legesverordening 2024 ter vaststelling aan Provinciale Staten worden voorgelegd.  In de Nota Actualisatie worden nieuwe voorstellen gedaan met betrekking tot o.a. het beleidskader en de tarieventabel. Voor de duidelijkheid wordt aangegeven dat de hieronder opgenomen teksten in paragraaf 3.2 en 3.4. betrekking hebben op de Legesverordening 2019 en de tarieventabel 2023.  

3.2       Beleidskader
De juridische grondslag voor het kunnen heffen van leges is voor provincies geregeld in de Provinciewet. De provincie heft leges voor diverse diensten en producten op basis van de Legesverordening Provincie Fryslân 2019 met de bijbehorende Tarieventabel. In beginsel worden leges geheven voor alle beschikkingen op aanvraag. Het beleidskader daarvoor is opgenomen in de Legesverordening Provincie Fryslân. De tarieven zijn maximaal kostendekkend. In de Tarieventabel 2023 behorende bij de Legesverordening Provincie Fryslân 2019 zijn de vastgestelde tarieven terug te vinden.

In het vierde kwartaal van 2022 is Involon BV (kennispartner voor lokale overheden en samenwerkingsverbanden op het gebied van basisregistraties, belastingen en financiën) een onderzoek gestart naar de kostenverdeelsystematiek. Dit onderzoek leidt tot een beoordeling van de huidige berekening van de kostendekking en is nog niet afgerond. 

Bij het vaststellen van de tarieven zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Tarieven zijn gebaseerd op het gemiddeld aantal uren van ambtelijke inzet voor de behandeling van de aanvraag, vermenigvuldigd met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde externe uurtarief behorende bij de salarisschaal van de hiermee belaste medewerker;
  • Bij het vaststellen van de tarieven wordt maximaal 100% kostendekkendheid gehanteerd, zodat het beginsel van de opbrengstlimiet wordt gevolgd: de geraamde baten mogen de ter zake geraamde lasten niet overschrijden;
  • Er wordt aangesloten bij de externe uurtarieven die zijn vastgesteld door Gedeputeerde Staten;
  • Bij het vaststellen van  de tarieven wordt er aanvullend getoetst op kostendekkendheid.


Naast de bovengenoemde uitgangspunten wordt de nadruk gelegd op het principe van redelijkheid en billijkheid. De legestarieven mogen niet zo hoog worden vastgesteld, dat sprake is van een heffing die in de Mienskip als onacceptabel wordt beschouwd.

De beleidskeuzes die ten grondslag liggen aan de huidige legesverordening zijn:

  •  de gebruiker (aanvrager of degene waarvoor de aanvraag wordt gedaan) betaalt;
  • de tarieven zijn maximaal kostendekkend;
  • de tarieven zijn maatschappelijk acceptabel voor de Mienskip;
  • de tarieven zijn redelijk en billijk;
  • kruissubsidiëring wordt zoveel mogelijk vermeden;
  • de heffing van leges voldoet aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

De provincie Fryslân heeft de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving gemandateerd aan twee omgevingsdiensten, de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO) en de Omgevingsdienst Groningen (ODG). Met hen zijn afspraken gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden in het Vergunning, Toezicht en Handhaving domein (VTH -domein). Daarnaast wordt de behandeling van de aanvraag schadevergoeding Faunafonds uitgevoerd door BIJ12.

3.3       Kwijtscheldingsbeleid
Voor de invordering van leges bestaat er geen mogelijkheid tot kwijtschelding. Wel is er in de Legesverordening een artikel opgenomen voor teruggaaf en kent de verordening een zogenaamde hardheidsclausule. Dit geeft het college van Gedeputeerde Staten de mogelijkheid af te wijken van de verordening, gelet op het belang van een doelmatige en evenwichtige heffing van leges.

3.4       Tarieventabel
De tarieventabel 2023 behorende bij de Legesverordening 2019 kent 3 rubrieken: A, B en C.

In rubriek A van de tarieventabel staan de tarieven voor het verstrekken van kopieën van provinciale stukken. Bestuursdocumenten, zoals begrotingen en jaarstukken, zijn zonder kosten te raadplegen via de provinciale website. 

In rubriek B van de tarieventabel staan de vergunningen en ontheffingen voor wegen, vaarwegen, grondwater, ontgrondingen, Wet natuurbescherming en wadlopen.

Tenslotte worden in rubriek C alle omgevingsvergunningen vermeld.  

In de begroting zijn de volgende baten opgenomen:

Bron: Key2Financiën. De begroting en de indeling van de legesinkomsten is gebaseerd op de situatie voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Onderwerp 2023 2024 2025 2026 2027
Bedragen x € 1.000,-
Grondwaterwet 1 1 1 1 1
Legaliseren PAS-melders 16 222 222 0 0
Ontgrondingenwet 86 86 86 86 86
Provinciale vaarwegen 29 29 29 29 29
Wabo 78 78 78 78 78
Wadlopen 2 2 2 2 2
Wegen algemeen 59 59 59 59 59
Wet natuurbescherming 205 205 205 205 205
Totaal 475 681 681 459 459

Toelichting
Sinds de vaststelling van de laatste Nota actualisatie legesverordening in 2018 zijn er diverse ontwikkelingen geweest. De belangrijkste ontwikkeling is de invoering van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen per 1 januari 2024. 

De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. De nieuwe wet zorgt voor minder en overzichtelijkere regels, een samenhangende benadering van de leefomgeving, ruimte voor lokaal maatwerk en betere en snellere besluitvorming. De Omgevingswet bundelt wetgeving en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Daarmee vormt de wet de basis voor de samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving.

Via de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) beoogt de overheid de kwaliteit op toezicht en controle in de bouw te borgen. Deze wet zal de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet volgen.

Onder de Omgevingswet wordt het mogelijk om te heffen over milieubelastende activiteiten. Tot op heden was het heffen van leges voor milieuvergunningen niet toegestaan. De reden voor het opheffen van het verbod is dat er gestreefd wordt naar integratie en uniformering en dat het milieu niet meer wordt gezien als onderscheidend criterium omdat ook bij andere vergunningen sprake kan zijn van milieuaspecten. 
Door de komst van de Omgevingswet is straks sprake van een integrale omgevingsvergunning waarbij op alle onderdelen van de vergunning leges kunnen worden geheven. Nu de nieuwe wet het legesverbod voor milieuvergunningen schrapt, ligt het voor de hand hiervoor leges te gaan heffen vanuit het uniformiteitsprincipe. In aansluiting op de landelijke lijn zal een voorstel aan Provinciale Staten worden gedaan om in de tarieventabel 2024 een heffing voor milieubelastende activiteiten op te nemen. 

Gevolgen voor de begroting 2024

Indien Provinciale Staten de Legesverordening 2024 met bijbehorende tarieventabel vaststellen, zal dit gevolgen hebben voor de (geraamde) legesinkomsten voor 2024. Er zullen dan namelijk leges voor een vergunningaanvraag voor milieubelastende activiteiten geheven gaan worden.

Als de vergunningenproducten van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nu worden vertaald naar de verschillende mba’s onder de Omgevingswet, met bijbehorende legestarieven in 2024, wordt een bedrag van € 243.500 aan extra legesinkomsten geraamd. 

Daarnaast is voor omgevingsplanactiviteiten en bouwactiviteiten, alsmede voor ontgrondingsactiviteiten gekeken naar de gerealiseerde legesinkomsten van de afgelopen jaren. Op basis van dit langjarige gemiddelde is een voorstel gedaan voor aanpassing van de geraamde baten in de provinciale begroting. Dit resulteert in een verwachte toename voor legesinkomsten voor bouwactiviteiten (€ 29.200) en een verwachte daling in legesinkomsten voor ontgrondingsactiviteiten (€ 38.500). 

Voor aanvragen voor een vergunning/ontheffing voor milieubelastende activiteiten, bouwactiviteiten en omgevingsplanactiviteiten en ontgrondingsactiviteiten geldt een publicatieplicht en worden kosten gemaakt voor papieren publicaties (€ 145.600). Hier staan geen legesinkomsten tegenover. Dit is gelegen in het feit dat aanvragen en verleende vergunningen/ontheffingen digitaal dienen te worden gepubliceerd. Een papieren publicatie is een aanvullende keuze van de provincie Fryslân. De kosten hiervan mogen niet worden opgenomen in het legestarief.      

De bovenstaande wijzingen zullen in een apart voorstel tot een begrotingswijziging worden voorgelegd aan Provinciale Staten.