Ontwikkeling financieel kader

Financieel kader Begroting 2023

Terug naar navigatie - Financieel kader Begroting 2023

In dit hoofdstuk worden de volgende onderdelen van het financieel kader nader toegelicht:

  1. Onze uitgangspunten
  2. Ontwikkeling begrotingssaldo
  3. Ontwikkeling baten en lasten
  4. Vrij Aanwendbare Reserve (VAR)

1 – Onze uitgangspunten

Terug naar navigatie - 1 – Onze uitgangspunten
  • De meerjarenbegroting is structureel sluitend;
  • Om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen houden wij structureel minimaal 5 miljoen euro ruimte voor het volgende college. 
  • De minimale stand van de Vrije Aanwendbare Reserve bedraagt 10 miljoen euro;
  • Structurele uitgaven dekken wij uit structurele middelen;
  • Bij inzet van revolverende middelen zijn de gederfde rendementen gedekt;
  • Geld geven we alleen uit als we alle initiële kosten en (eventuele) structurele financiële gevolgen van een activiteit kunnen betalen;
  • Elk voorstel aan Provinciale Staten met financiële consequenties krijgt een financieel solide dekkingsvoorstel mee;
  • Aan het meefinancieren van projecten van anderen stellen we voorwaarden zodat we goed zicht kunnen houden op de resultaten; de verplichting tot verantwoording moet in verhouding staan tot de inspanning die wordt geleverd.
  • Als we financiële afspraken maken met anderen zijn die voor ons hard. Tegenvallers of extra benodigde middelen zijn voor rekening van de partij die deze het beste had kunnen voorzien, en dat is over het algemeen de partij waarmee we die afspraken hebben gemaakt. 
  • Voordat we regelingen instellen, kijken we eerst of er niet al elders regelingen voor bestaan.

 

2 - Ontwikkeling begrotingssaldo

Terug naar navigatie - 2 - Ontwikkeling begrotingssaldo

Het financieel kader actualiseren we periodiek. Dit gebeurt naar aanleiding van externe wijzigingen (zoals veranderingen in het provinciefonds) of door besluiten van Provinciale en Gedeputeerde Staten. Vaak stellen uw Staten deze wijzigingen vast bij de behandeling van een begroting, de jaarstukken, of een bestuursrapportage. Daarnaast heeft het college het mandaat om een aantal niet beleidsmatige wijzigingen zelf in de begroting te verwerken. Het betreft hier bijvoorbeeld wijzigingen in het provinciefonds, opbrengst motorrijtuigenbelasting, rendement vermogensbeheer of dividenduitkering. Hieronder geven we de ontwikkeling van het begrotingssaldo vanaf de begroting 2022 tot aan de begroting 2023 stapsgewijs weer. 

Bij de begroting 2022 hebben we de stand van het begrotingssaldo op dat moment gepresenteerd. Daarna hebben uw Staten enkele begrotingswijzigingen vastgesteld bij de 2e berap 2021. Na verwerking van de effecten van de wijzigingen van de 2e berap hebben uw Staten in de vergadering van oktober en december nog een aantal begrotingswijzigingen vastgesteld. Tevens zijn de effecten van de september- en decembercirculaire en de wijzigingen onder mandaat GS in onderstaande overzicht verwerkt. Dit resulteert in de stand van het begrotingssaldo bij de jaarrekening 2021. 
In uw vergadering van 16 februari 2022 is een drietal begrotingswijzigingen vastgesteld die impact hebben op het begrotingssaldo.
Bij de 1e berap 2022 is een aantal wijzigingen vastgesteld door zowel GS als PS die van invloed zijn op het begrotingssaldo. 
In de periode mei t/m juli is een aantal begrotingswijzigingen door uw Staten vastgesteld die samenhangen met de vaststelling van jaarstukken en ontwerpbegrotingen. 
Ook de vaststelling van de kadernota en de ZBB heroverwegingen resulteren in een bijstelling van het begrotingssaldo.
Bij de behandeling van de kadernota 2023 is in de Statenvergadering nog een aantal moties en amendement aangenomen die hebben geleid tot addtionele begrotingswijzingen.
Daarnaast is onder GS mandaat de meicirculaire provinciefonds 2022 verwerkt. 
Hiermee is het begrotingssaldo voor de begroting 2023 bepaald. 

Als er een negatief begrotingssaldo is wordt dat direct verwerkt met de vrij aanwendbare reserve door daar daadwerkelijk al over te beschikken. In het financieel kader wordt dit apart inzichtelijk gemaakt. Deze werkwijze wordt alleen bij de begroting gevolgd zodat mutaties in het jaar en de effecten daarvan zichtbaar blijven. 

In de tabel hieronder staan de verschillende stappen cijfermatig weergegeven.

Ontwikkeling begrotingssaldo 2022 2023 2024 2025 2026
Bedragen x € 1 miljoen
Begrotingssaldo bij begroting 2022 1,1 4,4 0,0 5,0 4,5
Voorstellen PS 2e berap 2021 3,1 -0,9 -1,0 -0,4 -0,1
Voorstellen GS 2e berap 2021 0,3 0,6 0,9 0,7 0,7
Begrotingssaldo bij 2e berap 2021 4,5 4,1 -0,1 5,3 5,1
GS Provinciefonds - effecten septembercirculaire 1,4 1,5 1,4 1,7 2,8
GS Provinciefonds - effecten decembercirculaire -0,1 0,0 0,0 0,0 0,0
GS versterking kapitaalstructuur Alliander NV 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
PS 27-10-2021 Invoeren ERTMS 0,0 -10,0 0,0 0,0 0,0
PS 15-12-2021 Aktualisaasje finansjele feroardening en ferskate beliedsnota's 0,4 0,5 0,5 0,2 0,2
Begrotingsaldo bij jaarrekening 2021 6,2 -3,9 1,9 7,3 8,1
PS 16-2-2022 Sinnepanielen Thialf -0,4 0,0 0,0 0,0 0,0
PS 16-2-2022 Arcadia - Jild foar 2023 nei foaren helje -1,0 1,0 0,0 0,0 0,0
PS 16-2-2022 Haadfytsroutes -2,5 0,1 0,1 0,1 0,1
Begrotingssaldo tot 1e berap 2022 2,3 -2,8 1,9 7,4 8,1
Voorstellen GS 1e berap 2022 -0,6 -0,8 -0,8 -0,7 -0,7
Voorstellen PS 1e berap 2022 -12,1 0,5 -0,9 -0,8 -0,7
Begrotingssaldo bij 1e berap 2022 -10,4 -3,0 0,3 5,8 6,7
PS 25-05-2022 Marrekrite - jaarstukken '21 en begroting '23 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0
PS 22-06-2022 Jaarstukken 2021 - resultaatbestemming -3,1 -0,2 0,0 0,0 0,0
PS 29-06-2022 Kadernota 2023 - financieel kader 3,2 1,6 0,6 -0,4 -2,4
PS 29-06-2022 Kadernota 2023 - heroverwegingen 9,8 0,0 0,0 0,0 0,0
PS 29-06-2022 Kadernota 2023 - voorstellen 0,0 -13,9 -9,6 -4,9 -10,1
PS 29-06-2022 Kadernota 2023 - moties en amendementen 0,0 -2,1 -1,6 -0,4 0,0
PS 29-06-2022 ZBB - heroverwegingen 0,0 1,8 2,1 5,0 6,6
PS 13-07-2022 Noordelijke rekenkamer - jaarstukken '21 en ontwerpbegroting '23 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
GS meicirculaire provinciefonds 2022 11,4 17,1 21,4 18,3 2,8
Begrotingssaldo bij begroting 2023 10,9 1,3 13,2 23,5 3,7

Het begrotingssaldo ontwikkelt zich ten opzichte van de 1e berap 2022 postief. Enerzijds zien we dat kadernota voorstellen en moties en amendementen beslag leggen op het begrotingssaldo. Anderzijds zien we positeve effecten door de heroverwegingen uit de kadernota en naar aanleiding van ZBB. Ook de meicirculaire leidt tot een toename van het begrotingssaldo. Tot en met 2025 neemt namelijk het accres toe en leidt dus tot hogere inkomsten. Vanaf 2026 zien we juist een forse (de ‘accres kloof’) daling en dus ook een lager begrotingssaldo. Het lagere accres vanaf 2026 werkt structureel door – zie ook volgende paragraaf.

Omdat PS nog niet hebben besloten over de voorstellen tot begrotingswijzigingen in het kader van de 2e berap 2022, zijn de effecten van deze begrotingswijzigingen niet meegenomen in de begroting 2023. Dit is overigens de reguliere werkwijze. De wijzigingen zullen deels tot een lager structureel begrotingssaldo leiden. Het gaat dan met name om de afgesproken herijking van de indexaties voor het OV en voor grond- weg en waterbouw (GWW). Hierdoor zal ook op langere termijn het structurele begrotingssaldo dalen onder het afgesproken niveau bij het Coalitie-akkoord van € 5 mln. Bij de septembercirculaire brengen wij dit nader in beeld omdat er dan ook meer zicht is op de te verwachten meerjarige inkomsten uit het provinciefonds. Provinciale Staten zijn hierover geïnformeerd op 21 juni 2022 (briefnummer 02004057). Op basis van de stukken die PS eind 1e kwartaal 2023 zullen ontvangen voor het voeren van een takendiscussie, kunnen PS daarna de keuze maken waar aanvullende heroverwegingen plaats kunnen vinden.

 

3 - Ontwikkeling baten en lasten

Terug naar navigatie - 3 - Ontwikkeling baten en lasten

Hieronder staat de ontwikkeling van de baten, de lasten en de mutaties van de reserves. Op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele baten en lasten. Op deze manier wordt inzichtelijk gemaakt of de provinciale begroting structureel in evenwicht is en blijft.

De structurele baten en lasten betreffen alle budgetten met een looptijd tot en met 2031. Dus ook de onderdelen voorzieningen, overlopende passiva of reserves. 

De mutaties in de bestemmingsreserves hebben vooral betrekking op de reserves van de tijdelijke budgetten. De verschuiving van de bestedingsritmes over de jaren heen verloopt via deze reserves. In het ene jaar wordt gevormd en in het volgende jaar en/of volgende jaren wordt onttrokken aan deze reserves. 

Ontwikkeling financieel kader 2022 2023 2024 2025 2026
Bedragen x € 1 miljoen
Baten Structureel 315,0 315,1 322,7 325,0 316,1
Overig 75,4 50,5 38,1 27,9 14,4
Totaal baten 390,4 365,6 360,8 352,9 330,4
Lasten Structureel 283,9 295,0 291,7 303,0 319,3
Overig 291,1 161,2 88,9 56,2 24,3
Totaal lasten 575,1 456,2 380,6 359,2 343,6
Saldo voor bestemming reserves Structureel 31,0 20,1 30,9 22,0 -3,3
Overig -215,7 -110,6 -50,8 -28,3 -9,9
Totaal saldo voor bestemming reserves -184,6 -90,6 -19,8 -6,3 -13,2
Reserves Beschikking 244,1 116,7 43,4 35,8 24,2
Vorming 48,6 24,9 10,4 6,1 7,3
Totaal reserves 195,5 91,8 33,1 29,7 16,9
Saldo na bestemming reserves Structureel 47,3 35,2 36,9 32,2 11,5
Overig -36,4 -33,9 -23,7 -8,7 -7,8
Begrotingssaldo 10,9 1,3 13,2 23,5 3,7
Ontwikkeling financieel kader 2027 2028 2029 2030 2031
Bedragen x € 1 miljoen
Baten Structureel 321,5 327,3 333,2 339,0 344,9
Overig 9,7 0,1 0,1 0,1 0,1
Totaal baten 331,3 327,4 333,3 339,1 345,0
Lasten Structureel 311,4 319,5 327,7 336,1 344,7
Overig 11,0 1,4 1,4 0,1 0,1
Totaal lasten 322,4 320,8 329,0 336,2 344,8
Saldo voor bestemming reserves Structureel 10,1 7,9 5,3 2,9 0,2
Overig -1,3 -1,3 -1,3 0,0 0,0
Totaal saldo voor bestemming reserves 8,9 6,6 4,3 2,8 0,2
Reserves Beschikking 8,3 8,3 8,3 8,3 8,3
Vorming 4,6 4,6 4,6 4,6 4,6
Totaal reserves 3,8 3,8 3,8 3,8 3,8
Saldo na bestemming reserves Structureel 13,9 11,7 9,1 6,7 4,0
Overig -1,3 -1,3 -1,3 0,0 0,0
Begrotingssaldo 12,6 10,4 8,0 6,7 4,0

Het structurele saldo vanaf 2031 is lager dan de afgesproken € 5 mln bij het Bestuursakkoord. Reden hiervan is dat nadat de kadernota is vastgesteld, de verwerking van de meicirculaire nog een een negatief effect heeft gehad op het structurele begrotingssaldo. De inkomsten uit het provinciefonds vallen namelijk lager uit doordat vanaf 2026 het accres naar beneden is bijgesteld.

Baten

Terug naar navigatie - Baten

Provinciefonds algemene uitkering 
Ontwikkeling accres
In de meicirculaire is een actualisatie van het accres opgenomen vanaf 2023. Ten opzichte van de decembercirculaire 2021 is tot en met 2025 sprake van een toename van het accres. Dit kan enerzijds worden verklaard door de loon- en prijsontwikkeling. Mede door geopolitieke ontwikkikkelingen is er sprake van forse prijsstijgingen. Dit werkt door in het accres.
Anderzijds leiden de toenemende overheidsuitgaven via de ‘trap-op-traf-af’-systematiek tot en met 2025 ook tot een stijging van het accres.

Raming accres
Vanaf 2026 zien we juist weer een daling in het accres. Dit heeft te maken met de nieuwe financieringssystematiek voor decentrale overheden zoals deze is vastgesteld in het Coalitieakkoord van het Rijk. Vooruitlopend daarop is het accres ten opzichte van de stand in de Miljoenennota 2022 namelijk vastgezet. Dit betekent dat het totale cumulatieve accres vanaf 2026 ten opzichten van 2025 daalt. Wel is het zo dat het accres wordt aangepast vanwege loon- en prijsbijlstellingen. De normeringssystematiek ‘trap-op-trap-af’ is daarmee losgelaten; deze systematiek hield in dat het accres voor een belangrijk deel werd bepaald door de ontwikkeling van de totale rijksuitgaven. 
Conform het beleid van de afgelopen jaren is met het oog op de hoge accressen voor de ja-ren 2022 t/m 2025 een voorzichtigheidsmarge toegepast van 2%. Vanaf 2026 stellen wij het accres gelijk  aan de indexering die is toegepast op de structurele budgetten (conform de uitgangspunten bij de begroting). Daarmee lopen de baten en lasten gelijk op in de meerjarenbegroting.
De accresreeks ziet er dan als volgt uit:

(in procenten) 2022 2023 2024 2025 2026
Accres meicirculaire 2022 8,4 6,7 6,7 5,9 3,3
Voorzichtigheidsmarge -2,0 -2,0 -2,0 -2,0 0,3
Accresberekening Algemene Uitkering Fryslân 6,4 4,7 4,7 3,9 3,0

Dit resulteert in onderstaande raming van de algemene uitkering. 

Bedragen x € 1 miljoen 2022 2023 2024 2025 2026
Begroting 2022 190,9 191,3 192,9 195,7 198,5
Kadernota 2023 194,1 196,4 199,6 204,4 209,9
Begroting 2023 207,1 213,5 220,9 222,8 212,8
Mutatie 13,0 17,1 21,3 18,4 2,8

Opcenten motorrijtuigenbelasting (MRB)
De gegevens over het wagenpark van onze provincie zijn geactualiseerd aan de hand van de opgaaf van de belastingdienst per 1 januari 2022. Hieronder zijn de verwachte inkomsten opcenten motorrijtuigenbelasting aangegeven. Hierbij is een groei van het wagenpark van 0% meegenomen, zodat eventuele groei van het wagenpark de groei van de voertuigen zonder heffing kan compenseren.

Bedragen x € 1 miljoen 2022 2023 2024 2025 2026
Begroting 2022 71,0 71,0 71,9 73,0 74,0
Kadernota 2023 72,6 72,6 73,7 74,9 76,1
Begroting 2023 72,6 72,6 73,7 74,9 76,1
Mutatie 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

Rendement vermogen
Door het verkopen van alle obligaties in 2019 en 2020 met hoge koerswinsten zijn de rendementen voor de jaren 2021 – 2029 al bij de verkoop gerealiseerd. De opbrengsten van de verkochte obligaties zijn algemene dekkingsmiddelen en staan in de VAR. 

Op de leningen aan decentrale overheden wordt een bescheiden rendement behaald, die als gevolg van aflossingen gedurende de looptijd daalt.

Bedragen x € 1 miljoen 2022 2023 2024 2025 2026
Begroting 2022 0,4 0,3 0,3 0,1 0,1
Kadernota 2023 0,2 0,2 0,2 0,0 0,0
Begroting 2023 0,2 0,2 0,2 0,0 0,0
Mutatie 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

Dividend
De provincie Fryslân neemt deel in het aandelenkapitaal van een aantal bedrijven. Wij ontvangen daarvoor dividend. Vanwege de grote investeringen die Vitens de komende jaren moet doen, houdt het bedrijf de komende jaren al het dividend in ter versterking van het eigen vermogen. Hieronder zijn de verwachte dividendinkomsten weergegeven.

Bedragen x € 1 miljoen 2022 2023 2024 2025 2026
Begroting 2022 12,1 7,6 7,6 7,6 7,6
Kadernota 2023 12,1 7,6 7,6 7,6 7,6
Begroting 2023 12,1 7,6 7,6 7,6 7,6
Mutatie 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0

Lasten

Terug naar navigatie - Lasten

Nominale ontwikkeling
Door geopolitieke ontwikkelingen zien we een toename in de ontwikkeling van de inflatie voor zowel 2022 als in de jaren erna. Daarom is ervoor gekozen af te wijken van de werkwijze van voorgaande jaren. De indexering werd normaliter voor het merendeel gebaseerd op de septembercirculaire t-1. Vanwege de onzekerheden rondom de ontwikkelingen van de inflatie is er voor gekozen de indexcijfers vanaf 2023 te ontlenen aan de meest recente gegevens van het CPB  (maart 2022).

Conform de uitgangspunten begroting (bijlage 8) worden aan bepaalde onderdelen in de begroting afwijkende inflatiepercentages toegekend.

Bedragen x € 1 miljoen 2022 2023 2024 2025 2026
Nominaal lonen 1,50% 3,60% 4,20% 4,10% 3,90%
Nominaal goederen en diensten 1,40% 3,00% 2,50% 2,50% 2,20%
Begroting 2022 0,7 6,1 11,7 17,6 21,9
Kadernota 2023 0,4 9,1 17,7 26,4 34,6
Begroting 2023* 0,2 1,0 9,7 18,5 26,7

* De prijs- en looninflatie 2023 zijn reeds aan de budgetten in de begroting toegekend.

 

4 - Vrij Aanwendbare Reserve (VAR)

Terug naar navigatie - 4 - Vrij Aanwendbare Reserve (VAR)

Hieronder staat de ontwikkeling van de VAR. Conform de afspraak met uw Staten vloeit het rekening- en begrotingssaldo aan het eind van het jaar automatisch in de VAR. Het rekeningsaldo 2021 en de verwachte begrotingssaldi 2022-2026 zijn hieronder opgenomen. 

Bij de begroting 2016 is afgesproken dat voortaan het structurele begrotingssaldo (zie 1) niet ingezet zal worden. Het structureel begrotingssaldo bedraagt in 2031 € 4,0 mln. Aangezien een van de uitgangspunten is dat wij € 5 mln. structurele ruimte willen overhouden voor het college na ons is dit het minimale bedrag dat wij in mindering brengen op de stand van de in te zetten VAR.  
Daarnaast is afgesproken dat de minimale stand van de VAR altijd € 10 mln. bedraagt.
Daarmee bedraagt het besteedbaar deel van de VAR aan het eind van deze collegeperiode € 144,3 mln. Eind 2026 bedraagt het saldo onder aftrek van een minimale stand van de VAR van € 10 mln., totaal € 167,3 mln; dit saldo is meegenomen bij de bepaling van de beschikbare weerstandscapaciteit.

VAR (in te zetten) 2022 2023 2024 2025 2026
Bedragen x € 1 miljoen
Beginsaldo 243,1 207,0 154,3 160,0 178,5
Rekeningresultaat 2021 8,3
Beschikking over reserve -55,4 -48,9 -2,5 - -
Begrotingssaldo 10,9 1,3 13,2 23,5 3,7
Stand op 31/12 inclusief structureel saldo 207,0 159,3 165,0 183,5 182,2
Begrotingssaldo structureel niet in te zetten -5,0 -5,0 -5,0 -5,0
Stand op 31/12 exclusief structureel saldo 207,0 154,3 160,0 178,5 177,2
Minimale stand VAR -10,0 -10,0
VAR (besteedbaar) 207,0 144,3 160,0 178,5 167,2

Eerder is toegelicht dat het begrotingssaldo per saldo is gestegen door enerzijds hogere lasten (o.a. kadernota voorstellen) en aan de andere kant lagere lasten (o.a. heroverwegingen ZBB) en hogere inkomsten uit het provinciefonds. 
Hierdoor neemt de VAR vanaf 2023 toe en bedraagt deze eind 2026 € 167,2 mln.
De opbouw van de beschikking over de VAR in de komende jaren staat in de tabel hieronder.

Vorming van en beschikking over reserve 2022 2023 2024 2025 2026
Bedragen x € 1 miljoen
Beschikking over reserve
Begroting 2020: dekking negatief begrotingssaldo 55,4 48,9 1,0 - -
Begroting 2022: dekking negatief begrotingssaldo - - 1,5 - -
Totaal 55,4 48,9 2,5 - -