Bijlage 8. Uitgangspunten begroting 2023

Gronden van de ramingen

Terug naar navigatie - Gronden van de ramingen

De cijfers over het jaar 2021 hebben betrekking op de cijfers uit de jaarstukken 2021 zoals door PS vastgesteld op 22 juni 2022. De voor 2022 en volgende jaren vermelde bedragen zijn inclusief de besluitvorming van de Staten tot en met 1 juli 2022 en de doorwerking van de begrotingswijzigingen van voorgaande jaren. 

Uitgangspunten van de ramingen:

Onderwerp 2022 2023
Inflatievergoeding
Loonstijging provincie 1,50% 3,60%
Prijsstijging provincie 1,40% 3,00%
Loon- en prijsstijging gesubsidieerde instellingen 1,45% 3,30%
IBOI vergoeding RSP projecten 1,90% 5,20%
Indexering langlopende projecten 0,00% 0,00%
Parkeervoorziening provinciehuis (vast percentage) 2,50% 2,50%
Indexering exploitatiekosten openbaar vervoer 1,69% 5,25%
Rendementsderving
Toevoegingen verplichte rente aan voorzieningen/overlopende passiva 0,03% 0,90%
Rentetoerekening bij inzet extra middelen 0,20% 0,82%

Toelichting op de uitgangspunten

Terug naar navigatie - Toelichting op de uitgangspunten

Algemeen
Door geopolitieke ontwikkelingen zien we een toename in de ontwikkeling van de inflatie voor zowel 2022 als in de jaren erna. Daarom is ervoor gekozen af te wijken van de werkwijze van voorgaande jaren. De indexering werd normaliter voor het merendeel gebaseerd op de septembercirculaire t-1. Vanwege de onzekerheden rondom de ontwikkelingen van de inflatie is er voor gekozen de indexcijfers vanaf 2023 te ontlenen aan de meest recente gegevens van de het CPB (maart 2022). 
Voor wat betreft de baten is er in het licht van voorgaande voor gekozen de toegepaste voorzichtheidsmarges op het accres (2022: 2% en vanaf 2023: 1%) los te laten. Dit in de veronderstelling dat door de inflatie het merendeel van het accres conform de septembercirculaire wordt gerealiseerd.

 

Inflatievergoeding

Loonstijging provincie
De huidige cao had een looptijd tot en met 31 december 2021. In de huidige begroting (2022) is een indexatie meegenomen van 1,5 % (gebaseerd op de prijsindex loonvoet sector overheid zoals opgenomen in de septembercirculaire 2020). Voor de jaren 2023 t/m 2026 wordt de loonstijging gebaseerd op de prijsindex loonvoet sector overheid zoals opgenomen in de kerngegevenstabel van het CPB (maart 2022). Voor 2027 en verder worden de salarissen geraamd conform de ontwikkeling van het accres (+2,4%).
Voor de CAO 2022 ligt er een concept onderhandelingsakkoord waarmee GS heeft ingestemd. Definitieve besluitvorming hierover verwachten wij dit najaar. De financiële gevolgen van dit concept onderhandelingsakkoord vallen hoger uit dan waarmee in de begroting rekening is gehouden. Of en op welke wijze deze effecten in de meerjarenbegroting worden verwerkt, wordt meegenomen bij de 2e bestuursrapportage en/of de septembercirculaire 2022.

Prijsstijging provincie
De raming van de nominale ontwikkeling goederen en diensten is gebaseerd op de prijsstijging van het bruto binnenlands product conform de kerngegevenstabel van het CPB (maart 2022). Voor het jaar 2023 bedraagt deze 3,0%.

Bij de begroting 2018 is besloten om deze index ook weer van toepassing te verklaren op (groot) onderhoud wegen en vaarwegen. Daarbij is afgesproken om periodiek (elke 4 jaar) te herijken of deze indexering afgeweken heeft van de CBS index grond, weg- en waterbouw 42/43 Grond, weg- en waterbouw. In dat geval zal voorgelegd worden om de onderhoudsbudgetten te verhogen. Onder voorbehoud van de tijdige beschikbaarheid van de gegevens wordt deze herijking bij de 2e berap 2022 uitgevoerd.

Loon- en prijsstijging gesubsideerde instellingen 
Bij de gesubsidieerde instellingen wordt voor de prijsinflatie rekening gehouden met de eerder genoemde 3,0% (goederen en diensten) en de geraamde loonstijging provincie van 3,6%. Het gemiddelde van beide percentages (3,3%) vormt de indexatie, omdat deze partijen zowel met prijsstijgingen van goederen en diensten als van personele kosten te maken hebben.

Bij enkele instellingen worden de richtlijnen van de begroting voor de indexering niet standaard gevolgd aangezien hierover andere afspraken zijn gemaakt. Het gaat hier om de volgende instellingen:

  • SNN
  • Noordelijke Rekenkamer 
  • Fumo
  • Marrekrite 
  • Tresoar
  • Fryske Akademy
  • IPO- Omgevingsberaad waddengebied/wadlopen/servicepunt waddengebied

In de begroting is voor deze instellingen vooralsnog rekening gehouden met het hierboven beschreven prijsstijgingspercentage van 3,3%.


IBOI vergoeding RSP projecten
RSP gelden voor de infrastructurele projecten zijn de afgelopen jaren eerder uitgekeerd door het rijk dan dat qua kasritme benodigd was voor de RSP projecten. Hierdoor wordt over deze gelden geen inflatie meer vergoed. Om dit te compenseren wordt een inflatievergoeding toegekend over het nog niet bestede saldo van de RSP(infra)gelden.  Het percentage dat hierbij gehanteerd wordt, is gebaseerd op het IBOI percentage zoals opgenomen in de kerngegevenstabel horende bij de maartraming 2022 van het CPB. Het meest actuele cijfer is hiermee de IBOI over 2022 van 5,20%.

Indexering langlopende projecten
Bij langlopende projecten is het gebruikelijk om deze te ramen met de prognose einde werk. Vandaar dat hier geen indexering meer plaatsvindt.

Parkeervoorziening provinciehuis
Voor de parkeervoorziening provinciehuis is de indexering op 2,50% vastgesteld vanaf het moment van ingebruikname hiervan. 

Indexering exploitatiekosten openbaar vervoer
In de overeenkomsten met de vervoerders is vastgelegd dat deze de LBI (Landelijk Bijdrage Index) index toegekend krijgen. Deze indexering zal afwijken van de door ons bepaalde indexering.

Het percentage dat hierbij gehanteerd wordt, is gebaseerd op de raming 2022 (voorlopige raming LBI 2022, bus diesel), zijnde 5,25%. Bij de 1e berap zal deze voor het jaar zelf bijgesteld worden op basis van de definitieve index van het voorgaande jaar. 

 

Rente/Rendement

Toevoeging rente aan voorzieningen/overlopende passiva
Voor de toerekening van rente aan de voorzieningen/overlopende passiva daar waar dat verplicht wordt gesteld sluiten wij aan bij het gemiddelde rentepercentage van de 10- en 5-jaars Nederlandse staat (op basis van de forwardcurve). Waar deze verplichting niet aanwezig is, worden voorzieningen niet geïndexeerd. De hoogte van voorzieningen is afhankelijk van de onderbouwing van de betreffende voorziening. Deze onderbouwing bepaalt het niveau van de voorziening.

Rentetoerekening bij inzet extra middelen
Indien extra middelen ingezet moeten worden voor projecten die nog niet in de begroting zijn opgenomen, waardoor aanspraak gemaakt wordt op onze liquide middelen, dan brengen wij daar met ingang van 2020 de 10-jaars IRS-rente op basis van de forwardcurve, met een minimum van 0%, voor in rekening.
In het geval dat wij substantiële bedragen vooruit ontvangen van derden en daaraan rendement wordt toegerekend, dan hanteren wij daarvoor het dan geldende rentepercentage van schatkistbankieren.

 


Overige

Externe tarieven 2023
Jaarlijks worden de externe tarieven berekend op basis van de normbedragen en een opslag voor de bedrijfsvoeringskosten. Deze tarieven worden jaarlijks door het college vastgesteld.

Provinciefonds 
De raming van het Provinciefonds is gebaseerd op de meicirculaire 2022, hierin is de laatste actualisatie van het accres verwerkt. Vanwege de fluctuaties van het accres houden we normaal gesproken meerjarig voorzichtigheidshalve rekening met een 1%-punt lager accres dan vermeld in de circulaire. Bij hoge pieken in het geraamde wordt voorzichtigheidshalve rekening gehouden met een 2%-punt lager accres. Dit laatste is van toepassing op het accres van 2022-2025. Vanaf 2026 stellen wij het accres gelijk  aan de indexering die is toegepast op de structurele budgetten (conform de uitgangspunten bij de begroting). Daarmee lopen de baten en lasten gelijk op in de meerjarenbegroting. 

De decentralisatie uitkeringen voor 2023 en verder zijn conform de meest actuele cijfers in de meicirculaire 2022 begroot.

Opcenten motorrijtuigenbelasting
Het aantal opcenten voor 2023 is bepaald op 87,0 punten. Dit aantal punten is vastgesteld n.a.v. het besluit bij de begroting 2018 om de opcenten m.i.v. 2020 structureel met € 10 mln. te verlagen. In het bestuursakkoord is bovendien vastgelegd dat de automatische inflatiecorrectie op de opcenten 4 jaar (t/m 2023) buiten werking wordt gesteld.

De raming van de opbrengst uit de opcenten motorrijtuigenbelasting is gebaseerd op de realisatie van 2021. De realisatiecijfers van het wagenpark zijn geactualiseerd aan de hand van de opgaaf van de belastingdienst per ultimo 2021. De indexering voor 2024 en verder is gebaseerd op de ontwikkeling van het bbp conform de septembercirculaire provinciefonds 2021.